Hij is schuw, snel en een echte bodembewoner. Klimmen kan hij niet goed, maar zwemmen en duiken wel. Alhoewel de bunzing toch echt de voorkeur geeft aan het vaste land. De kans is dus klein dat je een zwemmende bunzing zult zien. Verder is de bunzing een nachtdier. Overdag verblijft hij in zijn hol, maar zodra de duisternis invalt, gaat hij op jacht. Hij beweegt zich door afwisselend te lopen en te springen. Af en toe blijft hij ineens stil staan en al staande op zijn achterpoten speurt hij de omgeving af. De bunzing beweegt snel en soepel en dat maakt hem een gevaarlijke jager. Alhoewel de bunzing zelf goed kan graven, maakt hij zelden gebruik van dit talent. Hij verblijft over het algemeen in verlaten konijnenholen of verlaten holen van vossen en dassen.
Lengte en gewicht
De bunzing heeft een lengte van 45 tot 65 centimeter. Een mannetjes bunzing is een stuk groter en zwaarder dan een vrouwtje. Van kop tot romp meet een mannetje ongeveer 33 tot 45 centimeter. Zijn staart is 12 tot 18 centimeter lang. Hij weegt tussen de 500 en 1800 gram. Het vrouwtje is dus een stuk kleiner. Zij meet van kop tot romp ongeveer 28 tot 38 centimeter en heeft een staartlengte van 11 tot 15 centimeter. Een vrouwtjes bunzing weegt ongeveer 300 tot 900 gram.
Vacht
Zijn vacht is dik en is bruin tot zwart van kleur. De bovenvacht van de bunzing bestaat uit dikke haren die geheel zwart van kleur zijn of een zwart uiteinde hebben. Zijn ondervacht is veel lichter van kleur. Ook zijn wintervacht is lichter van kleur, maar ook langer. Zijn poten zijn relatief kort en zwart van kleur. Aan het uiteinde van de poten zitten scherpe klauwen waarmee de bunzing holen kan graven. Maar zoals we eerder vertelden, maakt hij hier niet altijd gebruik van. Zijn nagels (klauwen) zijn niet intrekbaar zoals bij een kat. De kop van de bunzing is deels wit tot witgeel gekleurd. Zijn voorhoofd, de randen van zijn (redelijk kleine) oren en zijn kin hebben een lichte beharing. Als je goed naar de kop van de bunzing kijkt, dan lijkt het of hij een soort masker draagt. Dit komt omdat vanuit het midden van zijn kop een donkere streep tussen de ogen loopt. We benoemde al eerder dat de bunzing een echte jager is. Zijn tanden zijn erg scherp en hij heeft een zeer krachtige beet. Daarnaast heeft hij een goed ontwikkeld reukvermogen. Omdat de bunzing in het (schemer)donker jaagt, komt dit scherpe reukvermogen hem goed van pas. Aan de achterkant bij zijn staart heeft de bunzing geurklieren. Deze gebruikt hij om zijn territorium af te bakenen. Zo het verspreiden van de geur weten soortgenoten dat het gebied al bezet is. Maar de geurklieren worden ook gebruikt om vijanden te verjagen. Is een bunzing in het nauw gedreven, dan draait hij zich om om een zeer nare geur te verspreiden om zijn vijand te verjagen. Ook kan hij blazende en gillende geluiden maken bij een confrontatie met een vijand. Maar ook bij het verjagen van een soortgenoot die zijn territorium heeft durven te betreden. De bunzing wordt in het wild ongeveer 4 à 5 jaar oud. Bunzings die in gevangenschap leven kunnen een stuk ouder worden. Zij kunnen tot wel 11 jaar oud worden.