De hermelijn is een prachtig dier dat er aandoenlijk uitziet. Maar vergis je niet in hem. Hij kan, net als andere marterachtigen, behoorlijk agressief zijn. Toch is het een schuw dier dat zich het liefste niet laat zien aan mensen.
De hermelijn heeft een langgerekt lijf met een redelijk kleine kop met spitse snuit en donkere ogen. Zijn kop is, net als zijn rug, grijs tot bruinachtig. Zijn buik is wit. Hij heeft een lange harige staart waarvan het einde zwartgekleurd is. Het dier heeft een zomer- en een wintervacht. De zomervacht is zoals zojuist beschreven. In de winter kan hij volledig wit kleuren. Hierdoor valt hij nauwelijks op in de sneeuw. Het laatste stuk van zijn staart blijft echter altijd zwart, ook in de winter.
Niet alle hermelijnen kleuren in de winter volledig wit. In landen waar strenge en koude winters overheersen, zal het dier zich een witte wintervacht aanmeten. Nederland zit tussen een milde en strenge winter in. Daarom kan je in Nederland in de winter zowel witte als bruingekleurde hermelijnen zien. De een kiest voor een wintervacht, de ander behoudt zijn zomerkleur het hele jaar door. En dan heb je ook nog hermelijnen die niet kan kiezen tussen de twee. Zij kleuren slechts gedeeltelijk wit in de winter.
Uitstekende jager
Een hermelijn kan erg scherp zien en beschikt dus over een goed stel ogen. Maar ook zijn reukvermogen en zijn gehoor zijn bijzonder sterk, want hem een uitstekende jager maakt. Ook kan hij heel goed zwemmen. Hij kan dan ook zijn prooi tot in het water achtervolgen.
Behalve zwemmen, kan de hermelijn ook hard rennen. Hij kan een snelheid van zo’n 30 kilometer per uur halen waarbij hij sprongen maakt van wel 50 centimeter. En alsof dat nog niet alles is, kan hij ook nog eens in bomen klimmen. Dit doet hij om eieren uit nesten van vogels te stelen om deze op te eten.
Sprongengalop
De hermenlijn verplaatst zich met een typisch loopje, ook wel een sprongengalop genoemd. Dit is een typisch loopje voor kleine marterachtigen en zie je dus ook terug bij bijvoorbeeld de wezel. Onderweg stoppen ze af en toe en gaan ze even op hun achterpoten staan. Dit doet hij om zijn omgeving beter te kunnen zien.
Het op de achterpoten staan van de hermelijn, wordt kegelen genoemd. De hermelijn is zowel overdag als ’s nacht actief. Rust neemt hij tussendoor, maar je kunt hem dus op iedere moment van de dag tegenkomen.
Een hermelijn wordt ongeveer tussen de 16 en 31 centimeter lang. Zijn pluizige staart is 9,5 tot 14 centimeter lang. Het mannetje is een stuk groter dan het vrouwtje. Ook is een mannetje in staat om grotere prooien te vangen dan het vrouwtje. Een hermelijn weegt tussen de 90 en 445 gram en ze worden in het wild meestal niet ouder dan zo’n twee jaar.